Samenvattend hebben we de volgende ontwikkeling gezien:
De vier stichtingen die aan de wieg van het Bouwcentrum stonden hebben zich vanaf 1948 gevestigd in het gebouwencomplex aan Weena/Kruisplein. In aanvang ieder onder eigen naam en in de eigen discipline, vanaf eind jaren ’60 sterker profilerend als één Bouwcentrum, als merk en kennisbron. Intern waren er vanaf 1970 de twee hoofdgroepen Onderzoek/Advies en Kennisoverdracht gevormd, waarbinnen afdelingen op gespecialiseerde terreinen actief werden. Deze ontwikkelden zich gaandeweg steeds meer als autonome bureaus. Daarnaast werd er op specifieke onderwerpen in diverse vormen samengewerkt met andere organisaties en overheidsdiensten, zowel in Nederland als internationaal. Het grote gebouw van Bouwcentrum bood veel ruimte om te verhuren aan grote en kleine bedrijven met een verwantschap aan het bouwbedrijf dan wel in de faciliterende sfeer. Daarmee vormde het werkelijk een uniek centrum voor de bouw.
In de loop van de jaren ’70 veranderde het beeld. De wederopbouw in Nederland / Rotterdam vorderde in hoog tempo en kreeg gezelschap van stadsvernieuwing. Met de groei van economie en welvaart ontstond er op diverse ‘bouw’-terreinen steeds meer concurrentie. Daarmee was het Bouwcentrum zowel voor overheid als opdrachtgevers lang niet meer de enige bron van informatie/deskundigheid en werd een heroriëntatie op de juiste bedrijfsmatige aanpak noodzakelijk.
Voor een nieuwe strategie werd in 1981 een nieuwe hoofddirecteur aangesteld, afkomstig uit het bedrijfsleven buiten Bouwcentrum. Deze, Henk “H.P.” Meijer, is aan de slag gegaan met pogingen tot reorganisatie onder begeleiding van bureau McKinsey Consultants. Dit resulteerde in een periode van innerlijke reflectie en een flinke stapel rapporten, maar weinig echte beweging. Dit werd anders vanaf 1985, onder het bewind van hoofddirecteur M.J.Spanraft.
Iedere afdeling werd nadrukkelijk voorgehouden dat men in feite “de eigen broek moest gaan ophouden”, dus commercieel succesvol moest zijn. Hierbij ontstond een intern conflict, daar de “Advies”-sectie altijd al meer inkomsten genereerde dan “Kennisoverdracht”. Waar dat in het verleden als noodzakelijke solidariteit werd gezien, werd het nu een bedrijfseconomische splijtzam. De nieuwe managementbenadering contrasteerde hevig met de sterke mensgerichte cultuur van voorheen, waar altijd de gezamenlijke gedrevenheid voor het bouwvak in al zijn aspecten de verbindende factor was geweest.
Afdeling Advies
Voor de advies-tak was de commerciële benadering geen probleem, er was een brede klantenkring en men had een goede naam in de markt. Vooralsnog werden de activiteiten dan ook ongewijzigd voortgezet. Na de verkoop van de panden van Bouwcentrum in 1987 kwam er echter toch enige opschudding: de kosten van huisvesting gingen een grotere rol spelen, het vrijgekomen kapitaal werd gebruikt voor enkele strategisch bedoelde acquisities. Eén daarvan was de overname van kantoorpand en laboratorium van het failliete Bredero in Maarssen, wat grote gevolgen kreeg. Het grootste deel van de Bouwcentrum-adviseurs en researchers werd nl. overgeplaatst naar Maarssen. De landelijk gezien meer centrale ligging zou voordelen bieden.
Afdeling Kennisoverdracht
De sector kennisoverdracht (tentoonstellingen, voorlichting, boekhandel, bibliotheek) kon zelf onvoldoende inkomsten generen voor een solide bestaansbasis. De hoofddirectie (Spanraft) wilde daarom zijn handen er van af trekken. Tijdelijk waarnemend directeur Derk van Kesteren nam daarop voor ƒ 1,00 de activiteiten en inventaris over. In 1988 werd de zelfstandige BV Bouwcentrum Expo opgericht, die onderdak zou gaan bieden aan deze activiteiten. Deze BV bleef aanvankelijk voor 50% in handen van Bouwcentrum Beheer BV.
Spanraft werd in 1989 door de Raad van Commissarissen ontslagen op aandringen van het managementteam. Het Bouwcentrum bestond inmiddels feitelijk uit afzonderlijke bedrijven die ieder probeerden het vege lijf te redden. De gemeenschappelijke doelstellingen waren verlaten en de boedel ging in de uitverkoop. Een rijtje interim-directeuren heeft zich vervolgens bezig gehouden met overlevingspogingen, waarna directeur ing. W.A.M. (Theo) Ceelen in de jaren 1994-1995 de ontbinding van de organisatie definitief maakte. Vanwege de plannen tot herontwikkeling van de gebouwen moest ook naar andere huisvesting worden omgezien.
- Bouwcentrum Opleidingen werd in 1993 verkocht aan BOB opleidingen en verhuisde naar Waddinxveen
- Enkele functionarissen startten vanuit Bouwcentrum een eigen bedrijf, met enige overname van personeel (WDC Consulting, QM Communications)
- BKB werd in 1995 verzelfstandigd en verhuisde naar de Veerhaven in Rotterdam
- Bouwcentrum Advies en Technologie (grotendeels gevestigd in Maarssen) fuseerde in 1995 met PRC Management Consultants in Bodegraven. De BV Bouwcentrum Beheer (de moedermaatschappij van Bouwcentrum) ging op in de nieuw opgerichte PRC Bouwcentrum Holding. Hiermee eindigde het bestaan van het overkoepelende instituut Bouwcentrum. In 2003 werd PRC Bouwcentrum overgenomen door Arcadis.
- BDB (feitelijk ongewijzigd sinds 1946) verhuisde met PRC-Bouwcentrum mee naar Bodegraven en in 2000 naar Oosterbeek. Het bleef een min of meer autonome werkstichting van PRC-Bouwcentrum en -na de overname in 2003- van Arcadis. In 2011 verhuisde men met Arcadis mee naar Arnhem en in 2017 is BDB omgezet in een BV.
- Bouwcentrum Expo BV nam de resterende 50% aandelen over van Bouwcentrum Beheer en was daarmee vanaf 1 juli 1995 volledig zelfstandig. Vanaf dat moment was dit de enige Bouwcentrum-telg die nog als zodanig herkenbaar actief bleef in Rotterdam. In 1996 vertrok ook Expo van het Kruisplein, naar de Schiekade.
- Een andere Bouwcentrum-afstammeling, IHS, heeft nog tot 2000 onderdak gehad in het Ronde Gebouw, waarna men verhuisde naar de campus van de Erasmus Universiteit in Kralingen.
De rechtstreekse lijn van het Bouwcentrum-bestaan eindigde op 1 juli 2015, toen de activiteiten van Bouwcentrum Expo beëindigd werden en Derk van Kesteren op 78 jarige leeftijd met pensioen ging.