Een viertal stichtingen staat aan de basis van het Bouwcentrum:
- Stichting Bureau Documentatie Bouwwezen
- Stichting Ratiobouw
- Stichting BOUW
- Stichting Bouwcentrum
Voorgeschiedenis
Kort na het begin van de Duitse bezetting, in mei 1940, werd dr.ir.J.Ringers door generaal Winkelman benoemd tot algemeen gemachtigde van de wederopbouw met als opdracht de herbouw van de door het oorlogsgeweld verwoeste plaatsen in ons land. Veel verder dan het herstel onder zijn leiding van de schade die de dorpen in de Gelderse Vallei hadden geleden kwam hij echter niet. Eerst waren er volgens hem uitgebreide studies nodig om bijvoorbeeld een vraagstuk als de herbouw van de verwoeste binnenstad van Rotterdam op te lossen. Voor een dergelijke studie riep hij het Bureau Algemeen Bouwplan in het leven, dat echter al in 1942 door de bezettende macht tot een overbodige instelling werd verklaard. In maart 1943 verzocht Ringers daarom de Bedrijfsgroep Bouwindustrie om de studiewerkzaamheden over te nemen, met name “het verzamelen van statistische gegevens, die als basis moesten dienen voor het na de Tweede Wereldoorlog te voeren bouwbeleid in Nederland”.
Deze Bedrijfsgroep Bouwindustrie was onder de gezagsstructuur van de bezetter in het najaar van 1940 ingesteld, alle bouwondernemers dienden zich hierbij aan te sluiten. Dit instituut stond onder voorzitterschap van BAM-directeur Joop van der Wal.
Hij was zich bewust dat de uit te voeren werkzaamheden bijzonder uitgebreid zouden zijn. Hij kende echter de persoon die als geen ander in staat en gemotiveerd was om dat ter hand te nemen: de secretaris (feitelijk: directeur) van de in 1940 opgerichte Nederlandse Stichting voor Statistiek, ir.Jan van Ettinger.
Van Ettinger en Van der Wal ontmoetten elkaar begin 1942 en ontdekten toen de gezamenlijke overtuiging dat een rationele benadering, ondersteund door valide gegevens, bepalend zou moeten worden voor de ontwikkeling van het totale bouwbedrijf. Dit leidde tot hun gezamenlijk boekje “Het Bouwbedrijf in Nederland”.
Oprichting Bureau Documentatie Bouwwezen
Van Ettinger begon in april 1943 in Den Haag, bij de NSS, met de gevraagde werkzaamheden. Daarvoor werd een aparte afdeling ingericht: het Bureau Documentatie Bouwwezen. Om eventuele hinderlijke belangstelling van de bezettende macht te voorkomen, werd gewacht met de oprichting van een stichting tot na mei 1945 (dit veroorzaakte wel eens onduidelijkheid omtrent het feitelijke geboortejaar van het Bouwcentrum). Op 16 december 1945 wordt alsnog de oprichtingsakte ondertekend door een vertegenwoordiger van het Ministerie van Openbare Werken en Wederopbouw en een vertegenwoordiger van Cencobouw (Joop van der Wal). De leiding over de nieuw opgerichte stichting werd (bleef) toevertrouwd aan Jan van Ettinger, die halverwege 1945 vertrok bij de Nederlandse Stichting voor Statistiek.
Al in de hongerwinter stelde Joop van der Wal aan enkele personen uit de bouwwereld voor om na de oorlog een centraal weekblad voor het bouwwezen op te richten. In de loop van 1945 werd dit vanuit BDB opgepakt, commissie van voorbereiding bestond uit Van der Wal, Van Ettinger en ir.Van der Steur. Op 29 augustus 1945 werd dan ook de Stichting BOUW opgericht. Twee ontwerpers, Piet Zwart en Paul Schuitema, doen een voorstel voor de omslag, waarbij het ontwerp van Zwart gekozen wordt. Na een “0-nummer” in oktober 1945 verschijnt in 1946 het eerste nummer van BOUW, Centraal weekblad voor het bouwwezen. De redactie was gevestigd in het kantoor van het BDB aan de Koninginnegracht 62 in Den Haag. Doel van de stichting was “publikaties te verzorgen op het gebied van het bouwwezen en de wederopbouw en het economisch herstel van Nederland, naast het bevorderen van studies op deze gebieden en al wat in de ruimste zin met dit alles samenhangt.”
Zie ook:
In maart 1946 besluit een aantal leidende figuren in het Nederlandse bouwwezen, o.a. binnen de BNA en Cencobouw, tot oprichting van een Nederlands Bouwcentrum. Doel daarvan was om te gaan voorzien in een voorlichtende functie met betrekking tot de bouw, zowel aan vakmensen als aan het brede publiek. Als vestigingsplaats toonden Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht belangstelling. In Rotterdam bestonden al plannen voor een permanente expositie van bouwmaterialen, de voorbereidingscommissie besloot tot samenwerking met die initiatiefnemers, niet in de laatste plaats vanwege de financiële mogelijkheden die mr.K.P. van der Mandele, voorzitter van de Kamer van Koophandel, wist te creëren. Op 11 september 1946 wordt bij notariële akte opgericht de Stichting Bouwcentrum, met als doelstelling “het geven van aanschouwelijke, mondelinge en schriftelijke objectieve voorlichting aangaande het bouwwezen; het verzamelen, doen verzamelen en bestuderen van gegevens met het oog op deze voorlichting, het wekken van belangstelling daarvoor en alles wat daarmee samenhangt”. De oprichtingsakte werd getekend door prof.ir.H.T.Zwiers (namens de BNA) en ir.J.J.van der Wal (namens Cencobouw).
Het instituut dat hiermee ontstond kreeg in 1949 zijn onderdak in het “ronde gebouw”, een karakteristiek, speciaal voor dit doel gebouwd tentoonstellingsgebouw.
In 1952 voegde zich nog een vierde stichting bij het Bouwcentrum, namelijk stichting Ratiobouw.
Stichting Ratiobouw
De Stichting tot Rationalisatie van het Bouwen “Ratiobouw” werd op 2 mei 1944 opgericht door de Staat der Nederlanden en het Centraal College van Bedrijfsorganisaties voor het Bouwwezen (CencoBouw). Dit was hoofdzakelijk bedoeld als technisch studie- en adviesorgaan voor de overheid, maar werd in toenemende mate werkzaam voor derden. De werkzaamheden vonden vanaf 1 februari 1944 plaats aan de De Ruyterkade in Amsterdam (vanaf november in een kamer van het raadhuis aldaar). Op 15 augustus 1945 verhuist Ratiobouw naar Den Haag, Koninginnegracht 62 en op 17 april 1946 naar Koninginnegracht 101.
Per 1 januari 1952 trok de overheid zich terug en werd Ratiobouw een zelfstandige stichting, die bestuurlijk verbonden werd met het Bouwcentrum. Eind 1956 verliet Ratiobouw Den Haag en betrok het in 1955 voltooide Weenagebouw van Bouwcentrum.
Één Bouwcentrum
Vanaf 1956 waren deze vier stichtingen dus samengebracht in Rotterdam, nadat het tweede bouwdeel, het “Weenagebouw” van het Bouwcentrum gereed kwam. Ze profileerden zich voortaan gezamenlijk onder de naam “Bouwcentrum”, met behoud van ieders zelfstandigheid.
De werkzaamheden zouden zich de jaren daarna zeer wijd gaan vertakken en een voortdurend breder wordend arbeidsterrein gaan bestrijken.
Grote delen van de teksten hierboven zijn ontleend aan dit onderzoek van P.Colette, uit BOUW van 28-09-1985.